| |||||||||||
Een gesprek met vier leden van Boomteelt Studieclub Opheusen Wat zijn de grootste uitdagingen voor de boomteelt in de komende jaren? We vroegen het aan vier prominente leden van de Boomteelt Studieclub Opheusden. Hoewel er tijdens het gesprek behoorlijk wat zorgen werden geuit, zien de ondernemers zéker ook kansen. 'Mensen willen meer groen langs straten en in wijken. Dat biedt hoe dan ook bestaansrecht voor onze sector.'
De stemming zit er meteen goed in wanneer de vier mannen - Gijsbert Arends, Cees Tijssen, Herman Verwoert en Maas Huibers - één voor één binnendruppelen bij de gastheer van deze middag, Huverba in Opheusden. Er worden allerhande nieuwtjes en ook ergernisjes uitgewisseld, zoals waterschappen die werkzame stoffen in sloten vinden, terwijl boomkwekers die niet of bijna niet gebruiken. Maar er is ook een gedeelde trots en passie voor het vak. Of zoals Cees Tijssen (Izak Mauritz Boomkwekerijen) het zegt: 'We werken dagelijks samen met de natuur. Hoe langer je dat doet, hoe meer je dat gaat waarderen.' Wat tijdens het gesprek meteen opvalt is de openheid tussen de vier mannen. Of anders gezegd: niet alleen problemen en sores, maar ook specifieke kennis worden gewoon gedeeld. 'Dat is anders dan vroeger', vindt Gijsbert Arends (Huverba). 'Toen runde iedere boomkweker zijn eigen toko en hield je kennis veel meer voor jezelf. Nu werken we veel meer samen.' De drie anderen knikken instemmend, maar benadrukken dat de markt de afgelopen jaren ook goed is geweest. 'Dan is het toch net iets makkelijker om elkaar iets te gunnen', glimlacht Maas Huibers(G & M Groen). Boomteelt Studieclub OpheusdenDat kennisuitwisseling belangrijk is in de regio Opheusden, blijkt ook uit het aantal leden van de Boomteelt Studieclub, dat bijna de 200 aantikt. Tijssen benadrukt dat hiervan zo'n 60 leden ook echt actief zijn, 'maar dan nóg geeft het aan dat telers hier niet stilzitten en vooruit willen met hun bedrijf.'Arends benoemd in dit kader ook het Tree Centre Opheusden (TCO), een vereniging waar ruim 160 boomtelers bij aangesloten zijn en die veel overkoepelende taken op zich neemt, zoals contacten met organisaties en overheden onderhouden en kennis doorgeven aan de boomteeltopleiding in het laanbomenhuis. Volgens hem hebben deze kenniscentra ertoe geleid dat veel boomteelt-innovaties in de regio Opheusden zijn ontstaan. 'Nieuwe potmachines, knipmachines of schoffelmachines? Heel vaak zijn die hier ontwikkeld en getest bij telers. Ik durf daarom wel te stellen dat we rond Opheusden ver vooruit lopen op andere regio's en nóg veel meer op het buitenland.' Verwoert (Gebr. H. en J.C. Verwoert) ziet ook diverse tech-bedrijven die gespecialiseerd in robotisering, steeds nadrukkelijker naar hun regio kijken. 'Hier zitten bedrijven die wel iets aandurven op dat vlak en die ook groot genoeg zijn om het rendabel te krijgen. Wat dat betreft zitten we hier echt wel in een dynamisch gebied.' 'Hoelang wordt onze sector nog gedoogd?'Wanneer de vraag naar de grote uitdagingen voor de toekomst aan bod komt, wordt de stemming onder de vier mannen toch weer even wat bedrukter. 'Soms vraag ik me echt af hoelang we als sector nog worden gedoogd', zegt Huibers. 'Op ons bedrijf ervaren we steeds meer tegenwerking in plaats van medewerking, zéker vanuit instanties die ons vroeger nog redelijk ter wille waren.' Hij doelt daarmee vooral op organisaties en overheden - gemeenten en waterschappen - die volgens hem steeds kritischer staan ten opzichte van de boomteeltsector. 'Bij deze organisaties werken nauwelijks mensen meer die binding hebben met ons werk. Dat vind ik echt zorgelijk.' De drie andere mannen zijn het roerend met Huibers eens en doen er nog een schepje bovenop door te zeggen dat ze steeds vaker 'een gevoel van minachting' ervaren. 'Meestal stop je dat gevoel maar weer weg, maar ongemerkt dóet het toch iets met je', vindt Huibers.
'Schoffels zijn allemaal in schuur blijven staan'Als het over de teelt gaat hebben de mannen vooral zorg over het wegvallen van chemische middelen - en over de steeds grotere beperkingen die voor de overblijvende middelen gelden. Volgens Tijssen is er - zeker bij de 'blijvers' - een duidelijke wil om de boomteelt te vergroenen. 'Alleen worden ons daarbij zoveel wetten en regels opgelegd, dat we steeds kopschuwer worden. Het moet allemaal volgens vaste lijnen en protocollen verlopen, terwijl dat in de praktijk lang niet altijd kan.' Als voorbeeld geeft hij het afgelopen natte seizoen, waarin mechanische onkruidbestrijding vrijwel onmogelijk was.'Iedereen heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in één of meerdere schoffels, maar die zijn dit jaar allemaal in de schuur blijven staan. En daar waar wél iets geprobeerd is met schoffelen, is er vaak een flinke papbende van gemaakt.' Huibers vraag zich af of schoffelen überhaupt wel zo 'groen' en duurzaam is. 'Met schoffelen moet je elke drie weken terugkomen op het perceel, met chemie om de 6 tot 8 weken. Als je de extra arbeid en brandstof erbij rekent, dan denk ik dat we met chemie duurzamer werk afleveren.' Ook de toenemende etiketbeperkingen op de nog beschikbare herbiciden baart de mannen zorgen. 'Om de boel een beetje schoon te kunnen houden moeten we steeds vaker een mix maken van middelen waarvan we niet weten welk effect dit gaat hebben op de bomen', zegt Herman Verwoert. In de praktijk ziet hij daardoor steeds vaker groeiremmingen. 'Wanneer komt zo'n middelenmix bij de wortels? Heel veel daarvan weten we niet, terwijl de risico's best groot zijn. Het komt erop neer dat we dat vaak allemaal zelf uit moeten zoeken.'
'Zonder Movento wordt plaagbestrijding heel lastig'Nog een stevig knelpunt is het wegvallen (na 2025) van Movento. 'Met dat middel konden we tot nu toe alle belangrijke plaaginsecten zoals spint, trips, en luis met twee of drie keer rijden heel gemakkelijk en efficiënt uit de bomen houden. Zonder Movento wordt dat een heel lastige opgave', zo stelt Tijssen. Alternatieve middelen zijn er volgens hem wel, maar deze zijn niet systemisch en daardoor lang niet zo sterk als Movento.De optie om meer met natuurlijke vijanden te werken wordt door alle vier mannen onmiddellijk weggewoven. 'Dat werkt niet in de boomteelt; daarvoor komen de natuurlijke vijanden veel te laat op gang', zegt Tijssen. Ook benadrukt hij dat er - in tegenstelling tot de fruitteelt - vrijwel geen opbouw van kort op het perceel staan (meestal twee of drie jaar) is en dat er daarvoor ook te rigoureus wordt gesnoeid in laanbomen. Arends benadrukt dat nu niet de indruk moet ontstaat dat ze 'niks willen' met vergroening van gewasbescherming. Volgens hem is er de afgelopen jaren al heel veel gebeurd op dit vlak, onder meer met de inzet van biostimulanten en biologische middelen. Hij schat dat inmiddels meer dan 60 procent van alle gebruikte middelen van 'groene oorsprong' zijn. Daarnaast is er ontzettend hard gewerkt aan gezond uitgangsmateriaal, grondverbetering en een uitgebalanceerde bemesting. 'Allemaal maatregelen die meehelpen om bomen vitaler en weerbaarder te maken. In feite werken we dus al heel erg groen, alleen blijven we ook chemische middelen nodig hebben om onhoudbare plagen onder controle te krijgen en cycli te doorbreken. Chemie is zogezegd ons vangnet in crisistijden, dat móet voldoende beschikbaar blijven.'
'Handjes blijven altijd nodig in dit vak'Dan komt het thema arbeid aan bod. De vier mannen verwachten dat alle 'standaard werk' zoals schoffelen en maaien binnen tien jaar grotendeels gerobotiseerd zal zijn. En ook bij de kleinere vaste planten kunnen robots prima werk verrichten door 'er allemaal gelijke bolletjes ervan te maken', zo stellen ze. Toch blijft het merendeel handwerk. 'We kweken allemaal vele tientallen soorten laanbomen die allemaal anders zijn en dus ook allemaal net even anders gesnoeid moeten worden.''Dat menselijke timmermansoog blijft nodig', zo stelt Tijssen. Hoewel de sector snel veroudert en personeel steeds moeilijk te krijgen is, zien de mannen tot hun vreugde dat er - onder meer door lobbywerk van het TCO - weer meer jonge aanwas van school komt met interesse voor de boomteeltsector. 'Hopelijk kunnen we deze jongeren binnenhalen en daarna ook behouden', zegt Tijssen. Belangrijk daarbij is om flexibel met werkdagen en werktijden om te gaan, zo weet hij uit ervaring. 'De tijd dat werknemers standaard vijf dagen per week willen werken is min of meer voorbij. Drie of vier dagen is steeds vaker de norm; daar zullen we toch met z'n allen aan moeten wennen...'. Bij Arends is er duidelijk weerstand tegen deze opvatting. Hij kiest dan liever voor zzp'ers, die opgeroepen worden wanneer dat nodig is. 'We proberen zo flex mogelijk te zijn, maar het is gewoon lastig om mensen die drie of vier dagen willen werken goed in bestaande teams in te passen. Bovendien vind ik voor het voor de commerciële functies binnen dit bedrijf niet passen om maar een halve of driekwart week te werken. Voor dat soort functies geldt voor mij: je bent gewoon de hele week beschikbaar voor de klant.'
'We zijn al lang heel duurzaam bezig'Tot slot komt de groep weer terug op het onderwerp groener en duurzamer werken. Arends benadrukt nogmaals dat de sector 'in zichzelf' al heel duurzaam is. 'Onze bomen vangen enorm veel stikstof weg. Alleen al daardoor zijn wij letterlijk een van de schoonste sectoren.' Wat Huibers betreft kunnen ook grote afnemers zoals gemeenten en provincies een flinke duit in het zakje doen om de sector nog duurzamer te laten werken. 'Elk jaar gaat zo'n 30 procent van alle gekweekte bomen door de shredder. Dat kan grotendeels voorkomen worden als gemeenten en provincies vaker een meerjarenplanning maken voor de bomen die ze willen hebben. Daardoor kunnen wij veel beter sturen op de vraag, wat niet alleen duurzamer is, maar ook heel veel kapitaalvernietiging voorkomt.'Wanneer het einde van het gesprek nadert en de mannen afscheid van elkaar nemen, wil Arends nog even benadrukken dat niet alles kommer en kwel is. 'Zoals eerder gezegd: we werken in een prachtige sector met telers die gepassioneerd met hun werk bezig zijn en ook bereid zijn om hun kennis en kunde te delen. Er is echt niemand hier die met tegenzin z'n bedrijf runt. Bovendien is het gewoon een sector met bestaansrecht. Mensen willen meer groen langs straten en in wijken. Dat kunnen wij in alle soorten en maten bieden', zo wil hij maar gezegd hebben. Huibers geeft tenslotte aan dat de telers ook zelf verantwoordelijk zijn voor 'het beeld naar buiten' . 'De weg vies rijden en niet schoonmaken, jute zakken onderweg verliezen of laten slingeren; dat mogen we gewoon niet laten gebeuren. Als we zelf een positief beeld achterlaten, dan krijgen we dat - hopelijk - ook weer wat meer terug.'
Tip de redactie |
|