Whatsapp Facebook X LinkedIn RSS feed

Minder sporen gewasbeschermingsmiddel op de plant en in de lucht

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Emiel te Walvaart, donderdag 5 november 2020
316 sec


Naar 75 procent emissiereductie bij het spuiten

De toepassing van gewasbeschermingsmiddelen in de boomkwekerij is aan steeds striktere milieueisen gebonden. Niet alleen vanuit de overheid, maar ook onder druk van de afnemer en de consument. Zij stellen vragen over de aanwezigheid van residuen op sierteeltgewassen. Bovendien moeten volgend jaar bij het spuiten technieken gebruikt worden die de emissie met 75 procent reduceren. Anneke van Dijk (LTO Bomen) legt uit wat dat betekent voor de boomkwekerij.

LTO Bomen ontwikkelt momenteel een milieulastindicator voor gewasbeschermingsmiddelen.
LTO Bomen ontwikkelt momenteel een milieulastindicator voor gewasbeschermingsmiddelen.

Door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kunnen residuen achterblijven op behandelde gewassen. De kwekerijbranche is de afgelopen jaren geconfronteerd met negatieve publiciteit over residu op sierteeltproducten. Dit is slecht voor imago en afzet. Voor groente en fruit zijn maximale residulimieten voor gewasbeschermingsmiddelen vastgesteld om de voedselveiligheid te waarborgen. Voor sierteeltproducten gelden er echter geen wettelijke residunormen. Toch stellen steeds meer tuincentra en andere retailers, mede onder druk van milieuorganisaties, eisen aan de aanwezigheid van residuen op sierteeltgewassen. Deze eisen van afnemers zijn bovenwettelijk.

Milieulast

Anneke van Dijk constateert dat afnemers ook steeds vaker vragen stellen over wélke middelen er worden gebruikt. 'Zij eisen bijvoorbeeld dat er geen residu van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen mag worden aangetroffen op sierteeltproducten. Vaak gaat het om de zogeheten neonicotinoïden, zoals Admire, Actara, Calypso en Gazelle. Admire en Actara zijn inmiddels niet meer toegelaten. Calypso heeft een opgebruiktermijn tot 3 februari 2021. Ook melden afnemers dat ze alleen nog bij gecertificeerde bedrijven inkopen. Afnemers komen daarnaast zelf met lijstjes met middelen die niet meer gebruikt mogen worden, maar de informatie op deze lijstjes is al snel gedateerd. Soms gaan ze bij sierteeltgewassen verder dan de veilige MRL-normen die voor groente en fruit gelden en zetten ze een bepaald middel op nul. Dat is wettelijk gezien niet altijd noodzakelijk.'



De LTO onderzoekt momenteel de milieulast van middelen. 'We zijn bezig met de ontwikkeling van een milieulastindicator voor gewasbeschermingsmiddelen. Ik kan me voorstellen dat de retail niet graag residuen op planten aantreft, maar tegelijkertijd willen ze wel een mooi uitziend product in de schappen, dat volledig vrij is van ziekten en plagen.'

Van Dijk stelt dat de telers absoluut een hoogwaardig product willen leveren met zo min mogelijk milieubelasting. 'Bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt altijd rekening gehouden met de gebruiksvoorschriften op de etiketten en de normen. We hebben niet voor niets een College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), dat strikte eisen stelt aan het gebruik van middelen. Als je volgens de gebruiksvoorschriften handelt, is het gewoon veilig.'

Zij adviseert om met de afnemer in gesprek te gaan over de gewasbescherming. 'Als deze vraagt om geen residu op het gewas achter te laten, leg hem dan uit dat je werkt volgens de voorschriften die op het etiket staan. Wees transparant en geef aan dat het geen risico vormt voor de consument.'

Geen residusporen

Toch blijft LTO bezig met het residuvraagstuk. Er is een ambitieplan plantgezondheid 2030 ontwikkeld, dat streeft naar nagenoeg geen residusporen op producten in de toekomst. 'Dat is de stip aan de horizon waar we naartoe werken. We willen graag dat onze gewassen blijven groeien en gezond blijven, maar er tegelijkertijd voor zorgen dat er zo min mogelijk residu achterblijft. Het kan natuurlijk altijd beter en dat stimuleren we ook.'


Hoe lang kan residu van een middel worden teruggevonden? 'Je kunt niet stellen dat middel X na een bepaald aantal dagen is afgebroken. Hoelang middelen nog worden teruggevonden, varieert per middel; het hangt af van de concentratie die is gespoten, hoe vaak er is gespoten, de weersomstandigheden en het gewas. Het ene middel breekt veel sneller af dan het andere; dat hangt samen met de stofeigenschappen. In het onderzoek lagen de residuwaarden van de meeste stoffen na drie maanden onder de gangbare residugrens van 0,05 mg/kg. Enkele middelen werden na vier maanden nog in een hogere concentratie aangetroffen. Uit het onderzoek blijkt dat de RL50-waarde van middelen een goede indicatie is voor de afbraak. RL50 staat voor residual level, de snelheid in dagen waarmee de hoeveelheid werkzame stof met de helft afneemt op of in het gewas (bladeren, bloemen, vruchten). In de Pesticide Properties DataBase zijn deze waarden te vinden. Die zijn onder laboratoriumomstandigheden bepaald en niet gewasspecifiek. Een middel met een lage RL50 wordt echter wel sneller afgebroken dan een middel met een hoge RL50.'

'Het streven is nagenoeg geen residusporen op producten in de toekomst, maar we willen ook dat onze gewassen blijven groeien en gezond blijven'

Residuonderzoek*

Bij de middelenkeuze spelen echter meerdere factoren een rol, zoals de werking, afwisseling in verband met resistentie, het effect op natuurlijke vijanden, de veiligheid voor de gebruiker en het wettelijk gebruiksvoorschrift. RL-50 is dus slechts één factor. Van Dijk: 'Daarnaast is de afbraak in de praktijk sterk afhankelijk van de omstandigheden, zoals temperatuur, vocht en licht, maar ook van het gewas. Onder groeizame omstandigheden zal een middel naar verwachting sneller worden afgebroken in het gewas.'


Als kweker kun je trouwens ook zelf residuonderzoek doen, waardoor je een goed inzicht in je eigen bedrijf krijgt. Er zijn verschillende laboratoria, zoals Groen Agro Control en Eurofins Agro, die residuonderzoek kunnen uitvoeren. Een monster toont aan welke werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen op en in het product zitten of dat een product helemaal geen residu bevat. Laboratoria gebruiken hiervoor twee verschillende analysemethoden: gaschromatografie (GCM) en vloeistofchromatografie (LCM). Hiermee kunnen al zeer geringe hoeveelheden worden gevonden.

75 procent emissiereductie

De boomteeltsector staat voor nóg een grote uitdaging: voldoen aan de driftreducerende maatregelen die vanaf 1 januari 2021 gelden voor opwaartse en zijwaartse bespuitingen. Tot die datum heeft de sector ontheffing voor opwaartse en zijwaartse bespuitingen. De gebruikte spuittechniek en spuitdoppen moeten zijn erkend. In het Activiteitenbesluit staat de verplichting om te spuiten met een techniek en bijpassende dop en spuitdruk die minimaal 75 procent emissiereductie realiseert, in plaats van de huidige 50 procent.


Vanaf januari 2021 kun je alleen nog met doppen spuiten die een reductie van 75 procent geven.
'Wij onderzoeken momenteel in een werkgroep hoe we dat vooral in de laanboomkwekerij kunnen realiseren. We houden ons hoofdzakelijk bezig met de op- en zijwaartse spuittechnieken. In de lijsten voor driftreducerende technieken (DRT) staan twee categorieën: hoge laanbomen en opzetters voor laanbomen. Voor deze laatste categorie zijn de axiaal- en de dwarsboomspuit toegestaan met bepaalde doppen, maar vanaf januari 2021 mag je alleen nog met doppen spuiten die een reductie van 75 procent realiseren. Daarvoor is nu maar één techniek-dopcombinatie erkend uit de lijst voor driftreducerende doppen (DRD). Het gaat om de axiaalspuit of dwarsstroom spuit met spuitdoppen ten minste DRD 95%. De enige dop die hiervoor in aanmerking komt, is de Albuz TVI 80-025 (tabel 4 DRD-lijst). Daarmee moet je vanaf januari 2020 spuiten. Ondertussen zijn er meer doppen in onderzoek voor erkenning.'

Mastspuit

Een ander verhaal zijn de hoge laanbomen, waarvoor momenteel de mastspuit in ontwikkeling is. Van Dijk: 'Er wordt een prototype van gemaakt. De techniek van de mastspuit is al erkend, maar is nog niet op de markt. Het voordeel van de mastspuit is dat je een hoger bereik in de boom hebt, maar de vraag in de sector is hoe vaak je eigenlijk hoog in de bomen moet zijn. Bij jonge opzetters is dat doorgaans wel nodig. De lastige vraag voor fabrikanten en leveranciers in onze sector is hoe groot de markt voor spuittechnieken in hoge laanbomen eigenlijk is. Dat moet zich nog uitwijzen. Doorgaans is een axiaal- of dwarsboomspuit voldoende.'


Van Dijk kijkt bovendien alweer een stukje vooruit. 'We onderzoeken nu of bepaalde spuitmachines die in de fruitteelt zijn toegelaten, ook in de boomkwekerij ingezet kunnen worden. We weten van een aantal fabrikanten dat het mogelijk is. Je moet alleen de erkenning voor de boomkwekerij rond zien te krijgen. Daarvoor moet je een aparte aanvraag indienen en soms onderzoeksresultaten laten zien of expert judgements uitvoeren. Er moet toch een oordeel komen over de te verwachten drift. We zijn nu op het punt gekomen dat we dat goed in kaart gaan brengen. Daarbij richten we ons niet op erkenning voor een specifieke machine, maar op de toegepaste techniek.'

Steeds meer tuincentra en andere retailers stellen eisen aan de aanwezigheid van residuen op sierteeltgewassen.
LTO probeert in het beleid ruimte te creëren voor de mogelijkheid om bespuitingen heel plaatsspecifiek uit te voeren. 'Nu wordt er in de berekeningen voor de toelating van spuittechnieken van uitgegaan dat je een heel perceel gaat bewerken. De ontwikkelingen gaan echter steeds meer naar precisielandbouw. In de boomkwekerij geldt dat ook, met precisietechnieken. Hierbij heb je nauwelijks nog drift. Dan kijk je toch anders naar de technologie die je inzet, zoals gps en sensoren. Maar de erkenning daarvan is een kwestie van lange adem. In andere sectoren zijn er al pilots voor bepaalde teelten met precisietechnieken. LTO blijft hier zeker aandacht voor vragen, onder meer in het uitvoeringsprogramma voor gewasbescherming. Het zijn heel interessante ontwikkelingen, waarmee we nog maar aan het begin staan.'

*bron: Residu op boomkwekerijgewassen https://www.ltobomenenvasteplanten.nl/content/user_upload/leaflet_Residu_op_boomkwekerijgewassen06062019.pdf

Residu op gewassen voorkomen of beperken

Hoe minder er wordt gespoten, hoe minder residu. Kies zo veel mogelijk voor preventie en andere methoden om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen. Helemaal zonder chemie lukt niet. Een reductie van de hoeveelheid residu bereik je ook door niet net voor het afleveren te spuiten. Naarmate de tijd tussen spuiten en afleveren langer is, zal er meer zijn afgebroken. Daarnaast zijn er meer factoren die waarschijnlijk invloed hebben op de hoeveelheid residu:
- Een middel vaker toepassen zal waarschijnlijk een hogere residuwaarde geven.
- Houd de aanbevolen dosering aan. Een hogere dosering zal meer residu geven.
- Een goede spuittechniek geeft een betere bedekking en indringing, waardoor je minder middel nodig hebt.
- Spuiten bij de juiste weersomstandigheden zorgt ervoor dat middelen beter werken.
- Systemische middelen worden beter opgenomen onder groeizame omstandigheden (hoge rv) in een groeizaam gewas.
- Hulpstoffen zorgen voor een betere opname en betere werking, maar geven meer kans op residu.

Om te kunnen reageren moet je zijn ingelogd.   LOGIN   of maak gratis een account aan.

REACTIES
Er zijn nog geen reacties.

download artikel

Tip de redactie


ONDERDELEN
Archief
Dossiers
GIP
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER